Bij dit systeem wordt het airconditioningssysteem automatisch ingeschakeld en worden de temperatuur, luchtstroom en luchtverdeling in het interieur automatisch geregeld.
Dit systeem werkt bij draaiende motor, maar de aanjager en bedieningsfuncties ervan blijven werken bij ingeschakeld contact.
Druk op de toets van de
Klimaat-app om de
pagina met de bedieningstoetsen van het
systeem weer te geven.
Zonder i-Toggles
Met i-Toggles
De bestuurder en voorpassagier kunnen de temperatuur afzonderlijk en naar eigen wens instellen.
De weergegeven waarde heeft betrekking op een bepaald comfortniveau en niet op een exacte temperatuur.
Afhankelijk van de uitvoering:
► Draai een van de knoppen (1) naar + of - om de waarde te verhogen of te verlagen.
► Druk op een van de toetsen (1) (+ of -) of beweeg uw vinger in verticale richting over het scherm om de waarde te verhogen of te verlagen.
Door Laag of Hoog te selecteren kunt u de minimum- en maximumwaarden overschrijden.
We raden u aan om het verschil tussen de instellingen links en rechts op maximaal 3 ºC te houden.
Temperatuursynchronisatie
De temperatuurinstelling aan de kant van de bestuurder wordt toegepast op de kant van de passagier.
► Druk op toets 6-SYNC om de functie in of uit te schakelen.
De functie wordt automatisch uitgeschakeld als de passagier de toetsen voor de temperatuurregeling aan zijn/haar kant bedient.
Automatische airconditioning
Deze automatische stand zorgt voor een optimale regeling van de temperatuur, luchtstroom en luchtverdeling in het interieur, op basis van het geselecteerde comfortniveau.
► Druk op toets 5-AUTO om de automatische stand van het airconditioningssysteem in of uit te schakelen.
Het controlelampje in de toets gaat branden als het airconditioningssysteem automatisch werkt.
De intensiteit van de automatische airconditioning kan worden geregeld door een van de volgende instellingen te kiezen:
- AUTO ZACHT: voor een aangename en stille werking door de luchtstroom te beperken.
- AUTO NORMAAL: voor het beste compromis tussen een comfortabele temperatuur en een stille werking (standaardinstelling).
- AUTO HARD: voor een dynamische en efficiënte luchtverdeling.
Druk om de AUTO-stand te wijzigen herhaaldelijk op toets 5-AUTO.
Gebruik instellingen AUTO NORMAAL en AUTO HARD om ervoor te zorgen dat passagiers op de achterbank zich comfortabel voelen.
De toevoer van lucht in de auto wordt bij koud weer en een koude motor beperkt en geleidelijk verhoogd totdat de gewenste comfortwaarde is bereikt, zodat er minder koude lucht in het interieur stroomt.
Als de temperatuur in de auto bij het instappen veel lager of hoger is dan de ingestelde comfortwaarde, heeft het geen zin om de ingestelde waarde te wijzigen om de gewenste temperatuur sneller te bereiken. Het systeem corrigeert het temperatuurverschil automatisch en zo snel mogelijk.
Handmatige instellingen van de automatische airconditioning
Het is mogelijk om een of meerdere van deze functies handmatig in te stellen terwijl het systeem de andere functies automatisch blijft regelen:
- Regeling van de luchtstroom.
- Regeling van de luchtverdeling.
Het controlelampje van de toets "AUTO" gaat uit wanneer een instelling is gewijzigd.
► Druk nogmaals op toets 5-AUTO om de automatische airconditioning opnieuw in te schakelen.
Regeling van de luchtstroom
Afhankelijk van de uitvoering:
► Druk op een van de toetsen 2 (ventilator) om de luchtstroom te verhogen of te verlagen.
► Druk op een van de toetsen (2) (ventilator) of beweeg uw vinger horizontaal over het scherm om de luchtstroom te verhogen of te verlagen.
Het is ook mogelijk om rechtstreeks op een van de waarden te drukken.
Het airconditioningssysteem uitschakelen
Als de luchtstroom tot een minimum is beperkt, stopt de ventilatie.
"OFF" wordt naast de ventilator weergegeven.
Regeling luchtverdeling
► Druk op de toetsen 3 om de luchtstroomverdeling in het interieur aan te passen.
Voorruit en zijruiten
Middelste ventilatieroosters en
zijventilatieroosters
Voetenruimte
Er wordt een animatie geactiveerd om de aanwezigheid van geblazen lucht in de aangegeven richting weer te geven.
U kunt de drie toetsen tegelijkertijd indrukken voor een gelijkmatige luchtverdeling in het interieur.
Omvat de functies AQS (Air Quality System) en Clean Air.
► Druk op toets 7 om de functie in / uit te schakelen.
AQS-functie
Deze functie gebruikt een buitenluchtvervuilingssensor en activeert automatisch de luchtrecirculatie in het interieur wanneer een bepaald vervuilingsniveau in de buitenlucht wordt gedetecteerd.
Als de luchtkwaliteit weer voldoende is, wordt de recirculatie van de interieurlucht automatisch uitgeschakeld.
Deze functie is niet in staat om vervelende geurtjes te detecteren.
De recirculatie wordt automatisch ingeschakeld als de ruitensproeiers van de voorruit worden gebruikt of de achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
De functie werkt niet als de buitentemperatuur lager is dan 5 ºC om te voorkomen dat de voorruit en zijruiten beslaan.
Clean Air-functie
Deze functie gebruikt een interieurluchtvervuilingssensor en detecteert fijnstof (bijvoorbeeld schimmel of bacteriën).
Het regelen van de luchtrecirculatie in het interieur zorgt ervoor dat de lucht in het interieur binnen slechts een paar minuten wordt gezuiverd door de lucht door een hoogwaardig interieurfilter te laten stromen.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde werkplaats om het hoogwaardig interieurfilter te laten vervangen wanneer de luchtkwaliteit lijkt te zijn verminderd.
Airconditioning aan / uit
De airconditioning werkt in elk jaargetijde efficiënt, maar alleen als de ruiten zijn gesloten:
- Het systeem verlaagt de temperatuur in de zomer.
- Het systeem zorgt er in de winter voor dat de ruiten bij temperaturen hoger dan 3 ºC sneller worden ontwasemd.
► Druk op toets 4-A/C om de airconditioning in of uit te schakelen.
Wanneer het systeem wordt ingeschakeld, gaat het controlelampje in de toets branden of verandert "A/C" van kleur (afhankelijk van de uitvoering).
De airconditioning werkt niet als de luchtstroom is uitgeschakeld.
U kunt de luchtrecirculatie korte tijd inschakelen om de lucht sneller af te koelen. Schakel daarna de toevoer van buitenlucht weer in.
Het uitschakelen van de airconditioning kan negatieve effecten hebben (vocht, beslaan van de ruiten).
Maximale stand van de airconditioning
Deze functie stelt automatisch de temperatuur op de laagste stand in, stuurt de luchtstroom naar de middelste ventilatieroosters en zijventilatieroosters, stelt de luchtopbrengst op maximaal in en schakelt, indien nodig, de luchtrecirculatie in het interieur in.
► Druk op deze toets om de
functie in of uit
te schakelen (bevestigd door branden/doven
van het lampje).
Als de functie wordt uitgeschakeld, keert het systeem terug naar de instellingen van vóór de inschakeling.
Airconditioningssysteem uitschakelen
► Druk op toets 12-OFF.
Het controlelampje van de toets gaat branden en alle andere controlelampjes van het airconditioningssysteem gaan uit.
Alle functies van het airconditioningssysteem zijn nu uitgeschakeld.
De temperatuur wordt niet meer geregeld. Door de rijwind stroomt er nog wel wat lucht in de auto.
Beginning midst our that fourth appear above of over, set our won’t beast god god dominion our winged fruit image