Dit systeem waarschuwt de bestuurder wanneer een of meerdere banden spanning verliezen.
Het systeem waarschuwt alleen wanneer de auto rijdt, niet wanneer deze stilstaat.
Het vergelijkt de signalen van de snelheidssensoren van de wielen met de referentiewaarden die elke keer nadat de banden op spanning zijn gebracht of na het verwisselen van een wiel moeten worden gereset.
Het houdt rekening met de laatste waarde die tijdens het verzoek tot resetten zijn opgeslagen. Het is daarom van groot belang dat de bandenspanning tijdens het resetten juist is. De bestuurder is hiervoor verantwoordelijk.
Het bandenspanningscontrolesysteem is een hulpmiddel en vervangt de waakzaamheid van de bestuurder niet.
Ondanks dit systeem moet u de bandenspanning regelmatig controleren (ook die van het reservewiel). Doe dit vooral voordat u een lange rit gaat maken.
Rijden met een te lage bandenspanning, vooral onder zware omstandigheden (zware belading, hoge snelheden, een lange rit):
- heeft een negatief effect op de wegligging,
- verlengt de remweg,
- veroorzaakt vroegtijdige slijtage van de banden,
- verhoogt het energieverbruik.
De voorgeschreven bandenspanning voor de auto vindt u op de sticker met de bandenspanningswaarden.
Zie het betreffende deel voor meer informatie over de identificatie van de auto.
Bandenspanning controleren
De bandenspanning moet maandelijks worden gecontroleerd als de banden "koud" zijn (de auto staat langer dan een uur stil of er is minder dan 10 km met een gematigde snelheid gereden).
Onder andere omstandigheden moet de bandenspanning ten opzichte van de spanning op de sticker met 0,3 bar worden verhoogd.
Sneeuwkettingen
Het systeem hoeft niet te worden gereset als er sneeuwkettingen worden gemonteerd of verwijderd.
Waarschuwing te lage bandenspanning
U krijgt deze waarschuwing als
dit
waarschuwingslampje blijft branden in
combinatie met een geluidssignaal en, afhankelijk
van de uitvoering, een melding.
► Verminder onmiddellijk uw snelheid en vermijd plotselinge stuurbewegingen en krachtig remmen.
► Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats.
Een te lage bandenspanning is niet altijd aan de band te zien.
Beperk u daarom niet alleen tot een visuele controle.
► Als u een compressor hebt (bijvoorbeeld die van de bandenreparatieset), controleer dan de spanning van de vier banden als deze zijn afgekoeld.
► Rijd voorzichtig met lage snelheid verder als het niet mogelijk is om deze controle onmiddellijk uit te voeren.
► Gebruik bij een lekke band de bandenreparatieset of het reservewiel (afhankelijk van de uitrusting).
Wanneer er te langzaam wordt gereden, dan werkt het controlesysteem mogelijk niet optimaal.
De waarschuwing wordt niet meteen geactiveerd wanneer de bandenspanning plotseling daalt of bij een klapband. Het kan namelijk enkele minuten duren om de waarden van de snelheidssensoren van de wielen te analyseren.
De waarschuwing kan vertraagd worden weergegeven bij snelheden lager dan 40 km/h of bij een sportieve rijstijl.
De waarschuwing blijft actief tot het systeem wordt gereset.
Resetten
Elke keer als u een of meerdere banden op spanning hebt gebracht en na het verwisselen van een of meerdere wielen, moet u het systeem resetten.
Controleer voordat u het systeem gaat resetten of de spanning van de vier banden overeenkomstig de gebruiksomstandigheden van de auto en de waarden op de sticker met de bandenspanningen is.
Controleer de bandenspanning van de vier banden voordat u de resetprocedure uitvoert.
Het systeem geeft geen advies als de bandenspanning bij het resetten onjuist is.
Wanneer de auto stilstaat, kan
het systeem
worden gereset in de app
Instellingen>Voertuig van het touchscreen.
► Selecteer vervolgens Veiligheid > Bandenspanning instellen.
► Druk op JA om te bevestigen.
Er klinkt een geluidssignaal en er wordt een melding weergegeven om aan te geven dat het resetten is gelukt.
Storing
Bij een storing gaan deze
waarschuwingslampjes op het
instrumentenpaneel branden.
Er verschijnt een melding in combinatie met een geluidssignaal.
De bandenspanning wordt dan niet meer gecontroleerd.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
Niet-standaard of ruimtebesparend reservewiel
Wanneer dit type reservewiel wordt gebruikt, kan het zijn dat de bandenspanning niet meer wordt gecontroleerd.
In dat geval gaat het storingslampje branden; het gaat weer uit wanneer het wiel is vervangen door een wiel dat even groot is als de andere wielen, de spanning van de banden is gecontroleerd en waar nodig aangepast, en het systeem is gereset.
Beginning midst our that fourth appear above of over, set our won’t beast god god dominion our winged fruit image