In de automatische stand trekt dit systeem de parkeerrem aan wanneer de motor wordt afgezet en zet het de parkeerrem vrij wanneer de auto wegrijdt.
Altijd met draaiende motor:
► Trek de parkeerrem aan door kort aan de bedieningshendel te trekken.
► Zet de parkeerrem vrij door kort tegen de hendel te duwen terwijl u het rempedaal intrapt.
Standaard is de automatische werking geactiveerd.
Deze automatische werking kan in bepaalde situaties worden uitgeschakeld.
Controlelampje
Dit controlelampje gaat branden
op zowel het
instrumentenpaneel als de bediening om te
bevestigen dat de parkeerrem is aangetrokken, in
combinatie met de melding "Parkeerrem
aangetrokken".
Het controlelampje gaat uit om te bevestigen dat de parkeerrem is vrijgegeven, in combinatie met de melding "Parkeerrem vrijgegeven".
Het controlelampje knippert in reactie op een verzoek om de parkeerrem handmatig in of uit te schakelen.
Bij een lege accu werkt de elektrische parkeerrem niet meer.
Als de parkeerrem niet is ingeschakeld bij een auto met een handgeschakelde versnellingsbak, moet u uit veiligheidsoverwegingen een versnelling inschakelen om te voorkomen dat de auto wegrolt.
Als de parkeerrem niet is aangetrokken bij een auto met een automatische transmissie of een keuzeschakelaar van de transmissie (elektrische auto), moet u uit veiligheidsoverwegingen het meegeleverde wielblok tegen een van de wielen plaatsen om te voorkomen dat de auto wegrolt.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Controleer voordat u de auto verlaat of de parkeerrem is aangetrokken: de controlelampjes voor de parkeerrem op het instrumentenpaneel en de hendel moeten permanent branden.
Als de parkeerrem niet is aangetrokken, klinkt er een geluidssignaal en wordt er een melding weergegeven als het bestuurdersportier wordt geopend.
Laat kinderen nooit alleen in de auto: ze zouden de parkeerrem kunnen vrijzetten.
Wanneer de auto staat geparkeerd op een steile helling, de auto zwaar beladen is of als een aanhanger wordt getrokken
Bij een handgeschakelde versnellingsbak draait u de wielen naar de stoeprand toe en schakelt u een versnelling in.
Bij een auto met een automatische transmissie of keuzeschakelaar draait u de wielen naar de stoeprand toe en zet u de transmissie in stand P.
Als er een aanhangwagen is aangekoppeld, mag het hellingspercentage bij het parkeren niet hoger zijn dan 12%.
Handbediende werking
Handmatig vrijzetten
Contact aan of draaiende motor:
► Trap het rempedaal in.
► Houd het rempedaal ingetrapt en druk kort op de hendel.
Als het rempedaal niet is ingetrapt, wordt de parkeerrem niet vrijgezet en wordt er een melding weergegeven.
Handmatig aantrekken
Bij stilstaande auto:
► Trek kort aan de hendel.
Het controlelampje van de hendel gaat knipperen om het verzoek te bevestigen.
Automatische werking
Automatisch vrijzetten
Controleer eerst of de motor draait en het bestuurdersportier is gesloten.
De elektrische parkeerrem wordt automatisch geleidelijk vrijgezet bij het wegrijden.
Bij een handgeschakelde versnellingsbak
► Trap het koppelingspedaal volledig in en schakel de eerste versnelling of de achteruitversnelling in.
► Geef gas en laat het koppelingspedaal opkomen.
Bij een auto met een automatische transmissie
► Trap het rempedaal in.
► Selecteer stand D, M of R.
► Laat het rempedaal los en geef gas.
Met een keuzeschakelaar
► Trap het rempedaal in.
► Selecteer stand D, B of R.
► Laat het rempedaal los en geef gas.
Als de parkeerrem bij een auto met een automatische transmissie of een keuzeschakelaar voor de transmissie (elektrische auto) niet automatisch wordt vrijgezet, controleer dan of de voorportieren goed zijn gesloten.
Als de auto stilstaat met draaiende motor, trap dan niet onnodig het gaspedaal in. De parkeerrem kan dan worden vrijgezet
Automatisch aantrekken
Wanneer de auto stilstaat, wordt de parkeerrem automatisch aangetrokken als u de motor afzet.
De parkeerrem wordt niet automatisch aangetrokken als de auto afslaat of de STOP-stand van het Stop & Start-systeem wordt ingeschakeld.
In de automatische stand kan de parkeerrem op elk moment handmatig met de hendel worden aangetrokken of vrijgezet.
Bijzonderheden
De auto met draaiende motor op zijn plaats houden
Trek kort aan de hendel om de auto met draaiende motor op zijn plaats te houden.
De auto parkeren met vrijgezette parkeerrem
Bij zeer lage temperaturen (ijs) raden wij u af om de parkeerrem aan te trekken.
Voorkom dat de auto wegrolt door de versnellingsbak in een versnelling te zetten of wielblokken tegen een van de wielen te plaatsen.
Bij een auto met een automatische transmissie of een keuzeschakelaar van de transmissie (elektrische auto) wordt stand P automatisch geselecteerd als het contact wordt afgezet. De wielen zijn dan geblokkeerd.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie over de vrijloop.
Bij een auto met een automatische transmissie of een selectiehendel (elektrisch): als u het bestuurdersportier opent terwijl stand N is ingeschakeld, dan klinkt er een geluidssignaal en wordt stand P ingeschakeld.
Het geluidssignaal stopt wanneer het bestuurdersportier is gesloten.
Automatische werking uitschakelen
Onder bepaalde omstandigheden, bijvoorbeeld bij zeer koud weer, bij het trekken van een aanhanger of bij slepen, moet de automatische werking van het systeem worden uitgeschakeld.
► Start de motor.
► Gebruik de hendel om de parkeerrem aan te trekken als deze is vrijgezet.
► Laat het rempedaal volledig los.
► Druk de knop 10 tot maximaal 15 seconden ingedrukt.
► Laat de hendel los.
► Trap het rempedaal in en houd het ingetrapt.
► Trek 2 seconden aan de knop.
Dit controlelampje op het
instrumentenpaneel
gaat branden om te bevestigen dat de
automatische functies zijn uitgeschakeld.
► Laat de hendel en het rempedaal los.
Vanaf dit moment kan de parkeerrem alleen handmatig met behulp van de hendel worden aangetrokken en vrijgezet.
► Herhaal deze procedure voor het inschakelen van de automatische werking (bevestigd door het doven van het controlelampje op het instrumentenpaneel).
Noodremfunctie
Als de auto niet goed afremt met het rempedaal of in uitzonderlijke omstandigheden (bijvoorbeeld als de bestuurder onwel wordt of bij het geven van rijles (indien toegestaan)) kan de auto worden afgeremd door aan de hendel van de elektrische parkeerrem te trekken. De auto blijft afremmen zolang de hendel omhoog wordt getrokken; het afremmen stopt zodra de hendel wordt losgelaten.
De ABS- en DSC-systemen zorgen ervoor dat de auto stabiel blijft wanneer de noodremfunctie actief is.
Bij een storing in het systeem van de noodremfunctie verschijnt de melding "Parkeerrem defect" op het instrumentenpaneel.
Bij een storing in de ABS- en
DSC-systemen, aangegeven door het
branden van een of beide waarschuwingslampjes op
het instrumentenpaneel, kan de stabiliteit van de
auto niet meer worden gegarandeerd.
► Zorg in dit geval ervoor dat de auto stabiel blijft door de hendel van de elektrische parkeerrem herhaaldelijk aan te trekken en los te laten totdat de auto volledig tot stilstand is gekomen.
Beginning midst our that fourth appear above of over, set our won’t beast god god dominion our winged fruit image