Raadpleeg voor meer informatie de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Wanneer de achteruitversnelling wordt ingeschakeld terwijl de motor draait of als er achteruit wordt gereden met een snelheid van maximaal 10 km/h, waarschuwt dit systeem voor naderende obstakels (zoals voetgangers, fietsers, voertuigen, vrachtwagens en motorfietsen) in de dode hoeken achter de auto, met behulp van de radars die in de bumper zijn gemonteerd.
Het systeem detecteert obstakels die zich voortbewegen met een snelheid van meer dan 3 km/h op een maximale afstand van 40 m.
Het systeem werkt naast de parkeerhulp Visiopark 1 of de functies Visiopark 3 (afhankelijk van de uitvoering).
Zie de betreffende hoofdstukken voor meer informatie over de parkeerhulp, Visiopark 1 of de functies Visiopark 3.
De bestuurder moet voor en tijdens de volledige manoeuvre op de omgeving letten.
Rijd langzaam en voorzichtig achteruit als u weinig of geen zicht hebt.
Werkingsprincipe
Wanneer een naderend object wordt gedetecteerd, knippert het symbool 1 of 2 op het touchscreen, in de weergave voor de Parkeerhulp of de verschillende weergaven van de functies Visiopark 1 of Visiopark 3 (afhankelijk van de uitvoering).
Het symbool wordt samen met een geluidssignaal weergegeven als de auto achteruit rijdt.
Een obstakel nadert de dode
hoek aan
de rechter- / linkerzijde of aan beide
zijden van de auto.
Bij een storing in deze visuele weergavefuncties of het touchscreen, of wanneer de bestuurder de weergave van deze functies op het touchscreen uitschakelt, wordt de detectie van een naderend obstakel nog steeds aangegeven door een geluidssignaal wanneer de auto achteruit rijdt.
Inschakelen / uitschakelen
Dit kan worden ingesteld in de
app ADAS van
het touchscreen.
De status van het systeem wordt opgeslagen bij het afzetten van het contact.
Werkingslimieten
In de volgende gevallen werkt het systeem mogelijk niet:
- Bij het trekken van een aanhanger.
- Wanneer een fietsendrager op een trekhaak is gemonteerd.
- Bij extreme temperatuursveranderingen.
- Als de achterbumper is beschadigd.
- Verzamelen of uitsteken van externe elementen (zoals modder, vorst en sneeuw), aangebrachte stickers.
Het kan gebeuren dat waarschuwingen niet, te laat of op het verkeerde moment worden gegeven. Daarom moet u altijd de controle over uw auto behouden zodat u op elk moment kunt ingrijpen om een aanrijding te voorkomen.
Wanneer de achterbumper opnieuw wordt gespoten, neem dan contact op met een PEUGEOT-dealer of gekwalificeerde werkplaats; bepaalde types lak kunnen de werking van de radars verstoren.
Storing
In geval van een storing bij het inschakelen van de achteruitversnelling, tijdens het achteruitrijden of wanneer de bestuurder het systeem probeert te activeren, verschijnt er een melding op het instrumentenpaneel, in combinatie met een geluidssignaal.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
De melding "Parkeerhulpsensor bedekt met vuil: reinig de sensor, zie handleiding" verschijnt op het instrumentenpaneel als de sensor wordt afgedekt.
Dit is normaal; u hoeft hiervoor geen contact op te nemen met een werkplaats.
Stop in dat geval de auto en controleer of de hoekradars, de achteruitrijcamera en/of parkeersensoren achter worden afgedekt door vuil, modder, sneeuw, ijs of iets anders waardoor de sensor niet goed werkt.
Het systeem werkt weer normaal als het detectiegebied is gereinigd.
Beginning midst our that fourth appear above of over, set our won’t beast god god dominion our winged fruit image