Zie voor meer informatie de algemene aanbevelingen inzake elektrische auto's en de specifieke aanbevelingen inzake plug-in hybride- of elektrische auto's.
Wanneer u de tractiebatterij volledig wilt opladen, moet u de laadprocedure zonder onderbrekingen volgen totdat de procedure automatisch wordt beëindigd. Het laden kan direct beginnen (standaard) of op een geprogrammeerd tijdstip.
Het geprogrammeerd laden kan
via het
touchscreen of de MYPEUGEOT APP-app
worden ingesteld.
Als de auto is aangesloten, wordt de volgende informatie weergegeven op het instrumentenpaneel:
- Laadtoestand tractiebatterij (%).
- Resterende actieradius (km of mijl).
- Geschatte laadtijd (het berekenen kan enkele seconden duren).
- Laadsnelheid (toegevoegde actieradius per uur in mijl of km).
Nadat het instrumentenpaneel in stand-by is gegaan, kan deze informatie opnieuw worden weergegeven door de auto te ontgrendelen of een portier te openen.
U kunt de voortgang van het laden ook in de gaten houden met de MYPEUGEOT APP-app.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie over de op afstand bedienbare aanvullende functies.
Lounge-stand
Wanneer de auto is aangesloten, kan het contact worden aangezet en kunnen bepaalde functies zoals de audio- en telematicasystemen en de airconditioning een paar uur worden gebruikt.
Laag laadniveau / Rijden
Wanneer de auto rijdt terwijl het laadniveau van de tractiebatterij te laag is, kan de auto stilvallen, met ongevallen of ernstig letsel tot gevolg. Zorg er ALTIJD voor dat de tractiebatterij voldoende is opgeladen.
Laag laadniveau / Parkeren
Als de buitentemperatuur lager dan 0 graden is, raden wij u aan om de auto niet enkele uren met een laag laadniveau (minder dan 20%) buiten te parkeren.
Auto langer dan 1 maand in opslag
Wanneer de auto langere tijd niet wordt gebruikt (langer dan 4 weken) zonder de mogelijkheid om op te laden bij het starten, zorgt de zelfontlading dat de auto niet kan worden gestart als het laadniveau van de tractiebatterij laag of zeer laag is, vooral bij temperaturen onder nul. Zorgt er ALTIJD voor dat de tractiebatterij 20% tot 40% is opgeladen als u de auto enkele weken niet gaat gebruiken.
Sluit de laadkabel niet aan.
Zorg dat de auto altijd gestald staat bij een temperatuur tussen -10 ºC en 30 ºC (wanneer u de auto op een plek met extreme temperaturen stalt, kan de tractiebatterij beschadigd raken).
Zie het hoofdstuk 12V-accu('s) voor de procedure voor het loskoppelen van accu's.
Voorzorgsmaatregelen
Voorafgaand aan het laden
Afhankelijk van de situatie:
► Laat een elektricien controleren of de elektrische installatie voldoet aan de geldende normen en geschikt is voor het opladen van de auto.
► Laat een voor de auto geschikt specifiek stopcontact of een voor de auto geschikte lader voor versneld laden (wallbox) monteren door een professionele elektricien.
Gebruik de laadkabel die bij de auto wordt meegeleverd.
Neem voor meer informatie contact op met een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Tijdens het laden
Uit veiligheidsoverwegingen start de motor niet als de laadkabel is aangesloten op de laadaansluiting van de auto. Er wordt een waarschuwing op het instrumentenpaneel weergegeven.
Als de auto wordt ontgrendeld terwijl de auto wordt opgeladen, dan stopt het laden.
As de portieren of achterklep niet worden geopend en de laadstekker niet wordt verwijderd, wordt de auto na 30 seconden weer vergrendeld en wordt het laden voortgezet.
Voer nooit werkzaamheden uit onder de motorkap:
- Sommige gebieden blijven zeer heet, tot zelfs één uur nadat het laden is beëindigd - kans op brandwonden!
- De ventilator kan op elk moment inschakelen - kans op snijwonden of verstikking!
Na het laden
Controleer of de laadklep is gesloten.
Laat de kabel na het laden niet in het stopcontact zitten - kans op kortsluiting of elektrocutie als de kabel nat wordt of in water terechtkomt!
Standaard is de starttijd voor geprogrammeerd laden ingesteld op rond middernacht.
Afhankelijk van het uitrustingsniveau kan deze tijd worden aangepast.
Instellingen
► Kies het tabblad Opladen in
de app
Energie op het touchscreen.
► Stel de begintijd voor het laden in.
► Druk op OK.
De instelling wordt in het systeem opgeslagen.
U kunt het geprogrammeerd laden
ook
instellen met een smartphone, via de
MYPEUGEOT APP-app.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie over de op afstand bedienbare aanvullende functies.
Inschakelen
► Na het instellen van het geprogrammeerd laden sluit u de auto aan op de gewenste laadapparatuur.
► Druk binnen een minuut op
deze toets in
de klep om het geprogrammeerd laden te
activeren (bevestigd door het blauw branden van de
lichtgeleiders).
Laadprocedure
Aansluiten
► Controleer of de selectiehendel in stand P staat en het contact is afgezet voordat u begint met laden, anders is het laden niet mogelijk.
► Druk op de achterkant van de klep van de laadaansluiting om deze te openen en controleer of er geen vreemd materiaal op de laadaansluiting van de auto aanwezig is.
De lichtgeleiders van de klep gaan wit branden.
Opladen via een normaal stopcontact (type 2)
► Sluit de laadkabel aan de kant van het controlepaneel aan op een normaal stopcontact.
Tijdens het aansluiten gaan alle controlelampjes op de regeleenheid branden. Vervolgens blijft alleen het groene controlelampje POWER branden.
► Verwijder de beschermkap van de laadstekker.
► Steek de laadstekker in de laadaansluiting van de auto.
Als het laden begint, wordt dit bevestigd door het knipperen van de groene lichtgeleiders in de klep en het knipperen van het groene controlelampje CHARGE op de regeleenheid.
Als dat niet gebeurt, is het laden niet begonnen.
Voer de procedure opnieuw uit en controleer of alle aansluitingen in orde zijn.
Het rode controlelampje in de klep gaat branden om te bevestigen dat de stekker vergrendeld is.
Versneld opladen (mode 3)
► Volg de gebruikersinstructies van de snellader (wallbox).
► Verwijder de beschermkap van de laadstekker.
► Steek de laadstekker in de laadaansluiting van de auto.
Als het laden begint, wordt dit bevestigd door het knipperen van de groene lichtgeleiders in de klep.
Als dat niet gebeurt, is het laden niet begonnen.
Voer de procedure opnieuw uit en controleer of alle aansluitingen in orde zijn.
Het rode controlelampje in de klep gaat branden om te bevestigen dat de stekker vergrendeld is.
Loskoppelen
Voordat u de laadstekker loskoppelt van de laadaansluiting:
► Als de auto is vergrendeld, moet u deze ontgrendelen.
► Als de auto is ontgrendeld, moet u deze vergrendelen en vervolgens ontgrendelen.
Als de selectieve ontgrendeling van de portieren is geactiveerd, druk dan twee keer op de ontgrendeltoets op de afstandsbediening om de laadstekker los te koppelen.
Het rode controlelampje in de klep gaat uit om te bevestigen dat de stekker ontgrendeld is.
► Verwijder de laadstekker binnen 30 seconden.
Opladen via een normaal stopcontact (type 2)
Als het laden is beëindigd, gaan het groene controlelampje CHARGE op de regeleenheid en de groene lichtgeleiders in de klep permanent branden.
► Na het loskoppelen plaatst u de beschermkap weer op de laadstekker en sluit u de klep van de laadaansluiting.
► Haal de laadkabel aan de zijde van de regeleenheid uit het normale stopcontact.
Versneld opladen (type 3)
Als het laden is beëindigd, wordt dit bevestigd door de snellader (wallbox) en gaan de lichtgeleiders in de klep permanent groen branden.
► Plaats na het loskoppelen de beschermkap terug op de laadstekker en sluit de klep van de laadaansluiting.
Beginning midst our that fourth appear above of over, set our won’t beast god god dominion our winged fruit image