Zie voor meer informatie de algemene aanbevelingen inzake elektrische auto's en de specifieke aanbevelingen inzake plug-in hybride- of elektrische auto's.
Laad de auto op door deze op een stopcontact (een normaal stopcontact of een aansluiting voor versneld opladen) of op een openbare snellader (snelladen) aan te sluiten.
Om de tractiebatterij volledig op te laden moet u de gewenste laadprocedure zonder onderbrekingen volgen tot de procedure automatisch wordt beëindigd. Het laden kan meteen worden uitgevoerd of op een later tijdstip (behalve bij een openbare snellader, Mode 4).
U kunt het laden via een normaal stopcontact of het versneld opladen op elk moment stoppen door de auto te ontgrendelen en de laadstekker los te koppelen. Zie voor het snelladen de openbare snellader.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie over de laadweergaven op het instrumentenpaneel en het touchscreen.
U kunt de voortgang van het laden ook in de gaten houden met de MYPEUGEOT APP-app.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie over de op afstand bedienbare aanvullende functies.
Uit veiligheidsoverwegingen start de motor niet als de laadkabel is aangesloten op de laadaansluiting van de auto. Er wordt een waarschuwing op het instrumentenpaneel weergegeven.
Koelen van de tractiebatterij
De ventilator in de motorruimte gaat tijdens het laden aan om de geïntegreerde lader en de tractiebatterij te koelen.
Laag laadniveau / Rijden
Wanneer de auto rijdt terwijl het laadniveau van de tractiebatterij te laag is, kan de auto stilvallen, met ongevallen of ernstig letsel tot gevolg. Zorg er ALTIJD voor dat de tractiebatterij voldoende is opgeladen.
Laag laadniveau / Parkeren
Als de buitentemperatuur lager dan 0 graden is, raden wij u aan om de auto niet enkele uren met een laag laadniveau (minder dan 20%) buiten te parkeren.
Auto langer dan 1 maand in opslag
Wanneer de auto langere tijd niet wordt gebruikt (langer dan 4 weken) zonder de mogelijkheid om op te laden bij het starten, zorgt de zelfontlading dat de auto niet kan worden gestart als het laadniveau van de tractiebatterij laag of zeer laag is, vooral bij temperaturen onder nul. Zorgt er ALTIJD voor dat de tractiebatterij 20% tot 40% is opgeladen als u de auto enkele weken niet gaat gebruiken.
Sluit de laadkabel niet aan.
Zorg dat de auto altijd gestald staat bij een temperatuur tussen -10 ºC en 30 ºC (wanneer u de auto op een plek met extreme temperaturen stalt, kan de tractiebatterij beschadigd raken).
Koppel de kabel los van de plusklem (+) van de 12V-accu in de motorruimte.
Sluit ongeveer elke 3 maanden een 12V-acculader aan op de plus- (+) en minklemmen (-) van de 12V-accu om deze accu op te laden en de accu op bedrijfsspanning te houden.
Zie het hoofdstuk 12V-accu('s) voor de procedure voor het loskoppelen van accu's.
Voor laden via een normaal stopcontact of versneld laden
Voorafgaand aan het laden
Afhankelijk van de situatie:
► Laat een elektricien controleren of de elektrische installatie voldoet aan de geldende normen en geschikt is voor het opladen van de auto.
► Laat een voor de auto geschikt specifiek stopcontact of een voor de auto geschikte lader voor versneld laden (wallbox) monteren door een professionele elektricien.
Gebruik bij voorkeur de laadkabel die als accessoire verkrijgbaar is.
Neem voor meer informatie contact op met een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Tijdens het laden
Als de auto wordt ontgrendeld terwijl de auto wordt opgeladen, dan stopt het laden.
As de portieren of achterklep niet worden geopend en de laadstekker niet wordt verwijderd, wordt de auto na 30 seconden weer vergrendeld en wordt het laden voortgezet.
Voer nooit werkzaamheden uit onder de motorkap:
- Sommige gebieden blijven zeer heet, tot zelfs één uur nadat het laden is beëindigd - kans op brandwonden!
- De ventilator kan op elk moment inschakelen - kans op snijwonden of verstikking!
Na het laden
Controleer of de laadklep is gesloten.
Laat de kabel na het laden niet in het stopcontact zitten - kans op kortsluiting of elektrocutie als de kabel nat wordt of in water terechtkomt!
Voor snelladen
Voorafgaand aan het laden
Controleer of het openbare snellaadstation en de laadkabel geschikt zijn voor uw auto.
Bij buitentemperaturen lager dan:
- 0 ºC: het laden kan langer duren.
- -20 ºC: laden is mogelijk, maar het kan nog langer duren (de accu moet eerst worden opgewarmd).
Na het laden
Controleer of de laadklep is gesloten.
Standaard is de starttijd voor geprogrammeerd laden ingesteld op rond middernacht.
Afhankelijk van het uitrustingsniveau kan deze tijd worden aangepast.
Instellingen
► Kies het tabblad Opladen in
de app
Energie op het touchscreen.
► Stel de begintijd voor het laden in.
► Druk op OK.
De instelling wordt in het systeem opgeslagen.
U kunt het geprogrammeerd laden
ook
instellen met een smartphone, via de
MYPEUGEOT APP-app.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie over de op afstand bedienbare aanvullende functies.
Inschakelen
Geprogrammeerd laden is alleen mogelijk met Mode 2 en 3.
► Na het instellen van het geprogrammeerd laden sluit u uw auto aan op de gewenste laadapparatuur.
► Vergrendel de auto.
► Druk binnen een minuut op deze toets in de klep om het systeem te activeren (bevestigd door een blauw controlelampje voor het laden).
Laadprocedure
Verbinding
► Controleer of de transmissie in stand P staat voordat u begint met laden, anders is het laden niet mogelijk.
► Open de laadklep door op de drukknop te drukken en controleer of er geen vuil aanwezig is op de laadstekker.
Opladen via een normaal stopcontact, Mode 2
► Sluit de laadkabel aan de kant van de regeleenheid aan op een normaal stopcontact.
Tijdens het aansluiten gaan alle controlelampjes op de regeleenheid branden. Vervolgens blijft alleen het groene controlelampje POWER branden.
► Verwijder de beschermkap van de laadstekker.
► Steek de laadstekker in de laadaansluiting.
Als het laden start, gaan de groene controlelampjes CHARGE in de klep en daarna op de regeleenheid knipperen.
Als dat niet gebeurt, is het laden niet begonnen.
Voer de procedure opnieuw uit en controleer of alle aansluitingen in orde zijn.
Het rode controlelampje in de klep gaat branden om te bevestigen dat de laadstekker is vergrendeld.
Wanneer het laden is voltooid en de laadkabel nog is aangesloten, wordt het laadniveau op het instrumentenpaneel ongeveer 20 seconden weergegeven wanneer het bestuurdersportier wordt geopend.
Versneld opladen, Mode 3
► Volg de gebruikersinstructies van de snellader (wallbox).
► Verwijder de beschermkap van de laadstekker.
► Steek de laadstekker in de laadaansluiting.
Het laden is gestart als het controlelampje voor het laden in de klep groen knippert.
Als dat niet gebeurt, is het laden niet begonnen.
Voer de procedure opnieuw uit en controleer of de kabel goed is aangesloten.
Het rode controlelampje in de klep gaat branden om te bevestigen dat de laadstekker is vergrendeld.
Snelladen, Mode 4
► Afhankelijk van de uitvoering verwijdert u het kapje van het onderste deel van de stekker.
► Volg de gebruiksinstructies van de openbare snellader en sluit de kabel van de openbare snellader aan op de aansluiting van de auto.
Als het laden start, gaat het groene controlelampje voor het laden in de klep knipperen.
Als dat niet gebeurt, is het laden niet begonnen.
Voer de procedure opnieuw uit en controleer of de kabel goed is aangesloten.
Het rode controlelampje in de klep gaat branden om te bevestigen dat de laadstekker is vergrendeld.
Loskoppelen
Voordat u de laadstekker loskoppelt van de laadaansluiting:
► Als de auto is ontgrendeld, moet u deze vergrendelen en vervolgens ontgrendelen.
► Als de auto is vergrendeld, moet u deze ontgrendelen.
Het rode controlelampje in de klep gaat uit om aan te geven dat de laadstekker is ontgrendeld.
► In Mode 2 en 3 moet u de laadstekker binnen 30 seconden verwijderen.
Het controlelampje voor het laden gaat wit branden.
Druk met de selectieve ontgrendeling van de portieren geactiveerd twee keer op de ontgrendelknop om de laadstekker los te koppelen.
Wanneer het laden is voltooid, gaat het groene controlelampje voor het laden in de klep na ongeveer 2 minuten uit.
Opladen via een normaal stopcontact, Mode 2
Als het laden is beëindigd, gaan het groene controlelampje CHARGE op de regeleenheid en het groene controlelampje voor het laden in de klep permanent branden.
► Plaats de beschermkap terug op de laadstekker en sluit de laadklep.
► Haal de laadkabel aan de zijde van de regeleenheid uit het stopcontact.
Versneld opladen, Mode 3
Als het laden is voltooid, wordt dit aangegeven door de laadregeleenheid en door het permanent branden van het groene controlelampje in de klep.
► Hang de laadstekker aan de wallbox en sluit de laadklep.
Snelladen, Mode 4
Als het laden is voltooid, wordt dit aangegeven door de lader en door het permanent branden van het groene controlelampje in de klep.
► U kunt het laden ook
onderbreken door
op deze toets in de klep te drukken (alleen bij
Mode 4).
► Hang de laadstekker aan de lader.
► Afhankelijk van de uitvoering moet u de beschermkap terug op het onderste gedeelte plaatsen en de laadklep sluiten.
Wanneer de laadstekker wordt losgekoppeld, verschijnt er een melding op het instrumentenpaneel dat het laden is voltooid, ook al was de laadstekker losgekoppeld voordat de auto volledig is opgeladen.
Beginning midst our that fourth appear above of over, set our won’t beast god god dominion our winged fruit image